Over Paula
Ik kom uit een groot gezin met zeven zussen en vier broers. Al jong was ik een van de weinigen die graag knutselde. Een meisje in ons gezin werkte niet met metaal of hout, maar met papier of karton en verder met textiel. Ik maakte poppenkleertjes achter de naaimachine, werkte met lapjes stof en bolletjes wol, breide, haakte en borduurde. Zo lang ik leef, herinner ik mij, dat ik blij werd als ik met mijn handen creatieve dingen kon doen.
Toen ik naar de PABO in Bergen ging, kreeg ik voor het eerst handenarbeid. Daardoor leerde ik veel nieuwe materialen kennen. Een van die materialen was klei. Toen ik onderwijzeres was, besloot ik parttime de opleiding tot docent beeldende vorming te volgen. Daar kregen we naast theorie vier praktijkvakken: werken met papier/karton, metaal, hout en klei. Klei werd mijn echte specialiteit. Papier/karton vond ik een stijf materiaal, metaal wat koud en hout nogal moeilijk. Als het met hout eenmaal misgaat, is het lastig te herstellen. Mijn dochter heeft zich nu in hout bekwaamd en werkt nu als meubelontwerper (zie: www.studioinhout.nl). Na mijn docentenopleiding ben ik naar Friesland verhuisd. Toen ik kinderen kreeg, hielp ik mee met de handenarbeidles op de basisschool, maakte poppen voor het theater van mijn man, Peter Vermaat, en in diezelfde tijd kreeg ik een baan als lerares op een mavo: docent handenarbeid en levensbeschouwing (waarvoor ik ondertussen ook een tweedegraads diploma had behaald). Toen de school ging verhuizen, mocht ik de afgeschreven oven overnemen. Dat gaf mijn werken met klei een nieuwe impuls. Het is namelijk moeilijk om zelf met klei te werken, als je het niet ook kunt bakken. Ik ben toen meerdere cursussen op het gebied van beeldhouwen en keramiek gaan volgen. Zo ben ik gaan werken met steen, maar dat vraagt nogal wat lichaamskracht. Dus kwam ik in mijn beeldend werken steeds weer terug bij keramiek. Nadat ik cursussen rond glazuren en het draaien van vazen en schalen had gevolgd, en zelf een draaischijf had aangeschaft, ben ik hier nu fulltime mee bezig. Zoals een oven een belangrijke stimulans is om te kleien, is een draaischijf dat om te draaien. Een docent op de opleiding in Tegelen zei mij: “Draaien leer je niet door dat af en toe te doen. Je moet het iedere dag doen. Pas dan raak je er goed in thuis.” Ik heb die woorden ter harte genomen.
Waarom werken met klei?
Het mooie van het werken met klei is, dat het materiaal zich voegt naar je hand. Kun je bij het hakken van een beeld alleen maar weghalen, met klei kun je ook materiaal toevoegen. Klei fascineert mij, omdat het zo aards, zo basaal is. Het is een oermateriaal, waarin ik mij het beste kan uitdrukken. Als ik achter de draaischijf zit of ik maak een beeld, ga ik helemaal op in mijn werk en vergeet ik even de tijd en de wereld om mij heen.
Als ik begin heb ik meestal een vaag idee. Als ik figuratief werk, en dat doe ik het liefst, begin ik meestal met het ontwikkelen van een grondvorm. Dat kan een vaasvorm zijn, die ik uit ringen opbouw. Die basisvorm laat ik dan een dag opstijven. Daarna werk ik hem uit met een hoofd, armen of vleugels, kortom dan komen er meer details. Maar nooit te erg. Van het abstracte werken heb ik overgehouden om vooral op de lijnen en patronen te letten. Die moeten in het beeld hun eigen zeggingskracht uitstralen. Zo komen mijn organische vormen tot stand.
In het verleden heb ik ook gewerkt met het opbouwen uit platen. Soms doe ik dat nog wel eens. Maar mijn voorkeur gaat uit naar organische vormen, wat onder meer blijkt uit de omvangrijke serie vrouwenfiguren die ik heb gemaakt. Ik heb geëxperimenteerd met vormgeving en keramische druktechnieken, met schilderen op keramiek, waarbij ik mijn werk kleurde met engobes (gekleurd kleislib) en pigmenten. Ik heb me beziggehouden met het boetseren van koppen als die van Titus Brandsma en Jan Slauerhoff, maar ook met raku stoken. Dat laatste is een van oorsprong Japanse techniek waarbij het glazuur van een werkstuk sterk craqueleert. Het craquelé is zwart van kleur.
Geleidelijk aan ontwikkelde ik steeds meer een professionele attitude. Mijn kleine oven van school verving ik door een grotere om daarmee ook groter werk te kunnen maken, tot meer dan een halve meter hoogte.
Mijn onderwijsbaan heb ik afgebouwd, zodat er meer tijd vrij kwam om met keramiek te werken. Ik kreeg steeds meer opdrachten en ik deed mee aan exposities. Regelmatig verkoop ik nu mijn werk. Al jaren ben ik geabonneerd op het vakblad Klei en bezoek ik regelmatig keramische exposities. Ook ben ik lid van de Stichting Keramisten Noord-Nederland (SKNN).